De stanley rosella(Platycercus icterotis) is een bekende verschijning in de vogelhobby, door veel kwekers geliefd om zijn verenkleed.
Stanley rosellas in het wild
Bij de stanley rosella zijn er twee ondersoorten beschreven;
- De Platycercus icterotis, bekend als de westelijke stanley rosella
- De Platycercus icterotis xanthogenys bekend als de oostelijke stanley rosella
De westelijke stanley rosella
De westelijke stanley rosella komt hoofdzakelijk voor in de zuid-westelijke kuststreek van Australië.
Bij de westelijke stanley rosella zijn bijde geslachten qua uiterlijk gelijk. De borst, buik en hals zijn helder rood waarbij de flanken vaan iets lichter rood gekleurd zijn en gele veren bevatten. De diep geel gekleeurde wangen in combinatie met de zwarte vleugel en rug veren zijn voorzien van een groene zooming. Met een hoornkleurige snavel en grijsbruine poten en snavel is deze soort goed te herkennen. De wetelijke stanley rosella is van kop tot staart ongeveer 26cm tot 27cm groot.
Oostelijke stanley rosella
De oostelijke stanley rosella komt vooral voor in het binnenland van Australië. De oostelijke stanley rosella is qua uiterlijk bijna gelijk aan de westelijke stanley rosella. Het enige verschil dat zichtbaar is, is dat de kleuren vaak minder uitgesproken en helder zijn. Vooral de gele wangen zijn wat valer van kleur. De oostelijke stanley rosella is met zijn 28 tot 30cm groter dan de westelijke stanley rosella.
De stanley rosella’s voelen zich over het algemeen goed op hun gemak in de buurt van mensen. Ze zijn vaak waargenomen in stedelijke en agrarische gebieden waar veel menselijke activiteit is. Ze zijn dus absoluut niet schuw in het wild. Ze zijn ook bekend als plaag in met name de kuststreken waar er veel landbouw plaatsvind. Een kolonie stanley rosella’s kan grote schade aan landbouwgebieden aanbrengen. Ze “vreten” een akker of boomgaard volledig kaal. Om deze reden zijn de stanley rosella’s in Australië (helaas) vogelvrij en mogen zij het gehele jaar vrij geschoten worden.
Geslachtsonderscheid bij de stanley rosella
Over het algemeen is de pop bij de stanley rosellas minder fel gekleurd, dit is vooral goed zichtbaar bij de wangen en de kop. Ook word verondersteld dat de poppen minder fors gebouwd zijn, en over het algemeen iets kleiner zijn. Ook komen er bij de pop op de buik en kop groene veertjes voor. De buik en kop zijn vaak veel groener van kleur bij het popje. Ook is de gele wangvlek over het algemeen kleiner en valer van kleur.
Voeding in het wild
De stanley rosella voed zich in het wild voornamelijk met zaden van grassen en allerlei soorten planten. Daarnaast voeden ze zich met vruchten, nectar en bladknoppen. Om deze reden zijn ze gevreesd bij fruit telers. Ook levend voer in de vorm van insecten en hun larven staat op de menukaart. Naast de vruchten en wilde planten zoeken ze soms ook boerderijen op om daar gemorste zaden zoals graan of mais te nuttigen.
De stanley rosella in gevangenschap
Karakter
Het karakter van de stanley rosella is het makkelijkste te beschrijven als rustig. Het zijn geen “krijsende” vogels. Ook zijn ze zeer vredelievend (ondanks hun grootte) naar kleinere parkieten en tropische vogels. Persoonlijk heb ik geen ervaring met stanley rosella’s in een volière met tropen, maar ik heb vernomen dat er geen problemen voordoen. Het belangrijkste is dat de vogels altijd goed de ruimte hebben.
Huisvesting
Stanley rosella’s zijn gelukkig goed aangepast aan het Nederlandse klimaat, waar zij in hun thuisland temperaturen van 30°C of hoger gewend zijn kunnen ze in Nederland al goed tegen temperaturen tegen het vriespunt. Wel is het belangrijk dat de vogels altijd een plek hebben waar zij kunnen schuilen tegen de elementen. Een goed nachthok wat vorst, tocht en vochtvrij is mag dus niet ontbreken. Het is verstandig hier ook het voedsel te plaatsen zodat dit ook altijd droog blijft. Zorg ervoor dat het niet kan vriezen in het nachthok, bijvoorbeeld door een vorstbeschermer (in elke bouwmarkt of electronicazaak wel te koop in het najaar). Om goede kweekresultaten te berijken is het belangrijk de vogels in aparte vluchten te houden, als minium maat raad ik 1meter breed bij 3 a 4 meter lang aan. Groter is uiteraard beter. Als de vogels aan elkaar gewend zijn kunt u ze tegelijk in de vlucht brengen. Indien ze nog niet aan elkaar gewend zijn is het verstandig eerst het popje in de vlucht te huisvesten en indien mogelijk het mannetje in een aangrenzende vlucht. Zo kunnen ze aan elkaar gewend raken zonder dat er fysiek contact mogelijk is. Indien de vogels gewend zijn kunt u ze bij elkaar plaatsen, plaats altijd het mannentje bij het popje, NOOIT ANDERSOM!! Hou de vogels nog even in de gaten om te zien of ze elkaar in 1 vlucht accepteren. Er kunnen hevige gevechten ontstaan tussen de gelsachten indien de vogels elkaar niet accepteren. Direct ingrijpen is dan noodzakelijk.
Indien een van de vogels helaas komt te overlijden is het verstandig niet direct een nieuwe partner te plaatsen. Laat de vogel een periode alleen om het verlies te verwerken. Stanley rosella’s kunnen een sterke band met hun partner opbouwen, een nieuwe vogel van hetzelfde geslacht kan als indringer van het teritorium gezien worden. Het is verstandig de nieuwe partner pas aan het einde van het kweekseizoen te introduceren zoals hierboven beschreven.
Voeding
De stanley rosella is in gevangenschap inmiddels een goed ingeburgerde vogel. Ze kunnen de Nederlandse elementen al goed weerstaan en voelen zich prima thuis in een (ruime) volière of vlucht. Als voeding geeft u de stanley rosella een goede mengeling voor grote parkieten. Dit vult u aan met onkruidzaden en fruit. In de broedperiode is het belangrijk dat de stanley rosella voldoende dierlijke eiwitten tot zijn beschikking heeft. Het is bekend dat de vogel soms moeite heeft met het opvoeden van de jongen als er te weinig dierlijk eiwitten beschikbaar zijn.
Dierlijke eiwitten kunt u verstrekken in de vorm van levend voer (diepvries)pinkys, buffalowormen of meelwormen. Maar ook universeelvoer, insectenpatè en het altijd noodzakelijke eivoer bevat dierlijke eiwitten. Maar hier zelf een gevarieerde mengeling van zodat alle eiwitten opgenomen worden. Als de jongen te wenig dierlijk eiwit krijgen zullen zij niet goed tot ontwikkeling komen, hierdoor kunnen zij in het ergste geval hun kopje niet meer opheffen om voedsel te ontvangen, ze zullen dan sterven van de honger.
Naast deze zaden, vruchten en genoeg dierlijke eiwitten dient grit, maagkiezel en een sepiaschild altijd aanwezig te zijn.
Kweken met de stanley rosella
Het kweken met de stanley rosella is niet lastig. In het wild nestelen zij op allerlei plekken, van holle boomstronken of takken tot uitgeholde telefoonpalen. Als er een geschikte nestgelegenheid gevonden is word deze vaak verder uitgehold naar de wens van het popje. In het wild broeden de stanley rosellas van begin september tot laat december/begin januari. In Nederland begint het broedseizoen in de volière over het algemeen halverwege februari. Het typerende baltsgedrag en de eerste pogingen tot paring zijn dan langzaamaan te zien.
Een geschikte nestgelegenheid is een nestkast van 60cm hoog, met een bodem oppervlakte van circa 25x25cm. Een invlieggat van 7cm doorsnede voorziet de entree. Het is belangrijk het invlieg gat naar de donkerste hoek van de vlucht te richten. Ook is het verstandig op meerdere plekken broedblokken op te hangen. De stanley rosellas zullen dan zelf hun geschikte nestgelegenheid zoeken om het nest te bouwen. Indien er een nestkast gekozen is kunt u de overige broedblokken verwijderen.
Als nestmateriaal kunt u (vochtig!) turf, houtmolm of rottend hout geven. In het nestelen de vogels vaak in houten holtes waar al rottend hout is. Dit is vaak al vochtig, en voorziet in de optimale luchtvochtigheid voor het ei. Het is daarom belangrijk ook vochtig materiaal in de nestkast te brengen. Zo word de luchtvochtigheid in de nestkast ook optimaal gewaarborgd.
Het in broedconditie raken van de stanley rosella is goed zichtbaar aan het baltsgedrag; het mannentje zal zijn staartveren spreiden, en hiermee horizontaal op en neer slaan (staartschudden). Naast dit staartschudden zullen er vriendelijke lokroepen ten gehore gebracht worden. De vleugels worden hierbij langs de borst gehangen waarbij de borstveren opgezet worden. Het mannentje zal hierna snel overgaan tot het inspecteren van de nestkasten. Zoals bij veel parkieten zal dit gedrag ook pas beginnen wanneer de nestkasten opgehangen zijn. Indien u bewust geen jongen wilt, maar wel graag de vogels per paar houd is het niet ophangen van de broedblokken vaak al genoeg om een broedseizoen over te slaan.
Wanneer het mannentje de nestblokken geinspecteerd heeft zal het popje hem volgen het broedblok in. Wanneer zij samen enige tijd doorbrengen in het broedblok is vaak het ritueel voltooid. De eerste paring zal snel plaatsvinden. Over het algemeen legt de stanley rosella pop 4 tot 5 eitjes die zij zelf zal uitbroeden. Het is belangrijk te weten dat de stanley rosella man in de broedperiode nog wel eens achter het popje wil aanjagen. Dit heeft deels met het paringsgedrag te maken en is verder niet schadelijk voor het popje. Mogelijk vinden er nog enkele paringen plaats. Na ongeveer 12 tot 14 dagen zal het eerste eitje gelegd worden. Als het nest met 4 tot 5 eitjes compleet is zal het popje deze eitjes zelfstandig uitbroeden. De eitjes zijn opvallend volledig wit van kleur zoals bij veel “holenbroeders” als parkieten en de meeste tropische vinken. Omdat zij in een holletje broeden is camouflage van de eitjes niet nodig.
Tijdens de broedperiode verlaat het popje enkele keren per dag het nest om te ontlasten en te eten. Na 20 tot 22 dagen zullen de jongen uitkomen. Het is zoals eerder al gemeld belangrijk dat wanneer de jongen tegen het uitkomen zijn er genoeg dierlijke eiwitten beschikbaar zijn. Doordat de jongen veel dierlijke eiwitten nodig hebben voor hun ontwikkeling is het belangrijk dit in voldoende mate beschikbaar te stellen aan de ouders. In hun natuurlijke omgeving word door de ouders vaak een stuk rot hout vernield om zo kleine insecten en larven op te nemen. De eerste 10 dagen van het jong is voert alleen het popje de jongen. Als de jongen na 10 dagen harder beginnen te groeien zal het mannetje ook helpen met het voeden van de jongen.
Na ongeveer 5 weken in het nest gezeten te hebben verlaten de jongen hun nest. Ze worden dan nog 2 tot 3 weken door beide ouders gevoerd alvorens ze zelfstandig zullen gaan eten. Het kan daarna nog zeker 1,5 tot 2 jaar duren voordat de vogels volledig op kleur zijn. Dit is normaal en hier hoeft u zich geen zorgen over te maken.
Indien de vogels goed verzorgt worden zijn 2 legsels per jaar goed mogelijk, echter zult u daarna de broed gelegenheden moeten verwijderen om uitputting van de ouders te voorkomen. Wanneer een paartje elkaar gekozen heeft kunnen hier veel jonge stanley rosella’s uit gekweekt worden. Er zijn broedstellen bekend die het al 30 jaar volhouden en nog steeds vruchtbare jongen op de wereld zetten.
Wanneer de jonge stanley rosellas 7 tot 10 dagen oud zijn kunt u ze ringen met ringmaat 5.4. Ik wens u alvast veel plezier met deze mooie vogelsoort
Mutaties
Van de stanley rosella zijn inmiddels al diverse mutaties bekend:
Geef een reactie