De prachtrosella (latycercus eximius cecilae) welke ook bekend staat als goudmantel rosella is één van de rosella’s die intenser gekleurd zijn. Kenmerkend zijn de gele omrandingen van de zwarte rugdekveren.
De prachtrosella in het wild
In het wild komt de prachtrosella hoofdzakelijk voor in Zuid Queensland en Nieuw Zuid Wales (Australië). De vogels leven hier in de uitgestrekte landbouw en bosgebieden waar zij zich voeden aan diverse bessen, vruchten, vijgen, bladknoppen, bloemen nektar, fruitboom bloesem en landbouwgewassen. Daarnaast foerageren ze graag bij boerderijen om hier gemorst graan of tarwe te nuttigen. Door hun afhankelijkheid van de landbouwsector bestaat er in de toekomst mogelijk een gevaar voor het voortbestaan van deze soort. Naast zaden en vruchten eten de prachtrosella’s ook diverse kleine insecten en hun larven. Deze insecten komen veelal vrij bij het maken van het nest, ook worden er boomstronken letterlijk “kapotgeknaagd” om larven en kleine insecten op te sporen.
In het wild nestelen de vogels hoofdzakelijk net als de “gewone” rosella’s op allerlei plaatsen. Dit kan zelfs in telefoonpalen of hooibergen zijn. De voorkeur is echter boomholtes, of dike takken welke uitgehold zijn. Wanneer het koppel een geschikte nestlocatie gevonden heeft word deze verder uitgehold om ruimte te maken voor het nest. De holte word verder uitgeknaagd, en het matieraal wat hierbij vrij komt zal als bodem voor het nest dienen. Dit heeft als voordeel dat er ook wacht vocht vastgehouden word, de eieren zullen daardoor niet uitdrogen in het warme klimaat dat in de zomer aanwezig is.
Uiterlijk en Geslachtsonderscheid
De prachtrosella is een bijzonder forse vogel van circa 32cm (punt snavel tot punt staart) groot, waarbij de staart ongeveer % van deze lengte inneemt. De ruglijn is vanuit de kop tot de punt van de staart een bijna rechte lijn. De prachtrosella heeft een helder rode kop, borst en nek waarbij onder de ogen een helder witte keelvlek zichtbaar is die doorloopt tot in de wangen. De buik en borst hebben een scherpe scheiding waarbij de buik van geel naar bleekgroen bij de aars overgaat. Rugdekveren zijn zwart met gele mantelomzooming,
Het geslachtsonderscheid bij volwassen prachtrosellas is niet moeilijk voor het ongetrainde oog. De man is over het algemeen intenser gekleurd dan het popje. Waar de keelvlek bij de man “spierwit” is zal deze bij het popje meer richting rijswit gaan. Ook zijn de kop en snavel van het popje over het algemeen wat kleiner dan bij de man. Echter is doorslaggevend de bruingrijze bevedering rond het oog van de pop, deze ontbreekt bij de man
De prachtrosella in gevangenschap houden.
Karakter
De prachtrosella kan goed in gevangenschap gehouden worden, echter zijn er wel enkele belangrijke punten om rekening mee te houden. Allereerst kunnen de vogels bijzonder agressief zijn. Met name in de broedperiode (~februari tot eind augustus) zullen beide geslachten agressief reageren naar soortgenoten en andere vogels. Het zijn vechtlustige vogels waardoor ze per koppel gehouden dienen te worden. Ook bij het samenstellen van de broedparen is het belangrijk goed te blijven observeren, accepteren de vogels elkaar dan zal de man snel beginnen met de balts (zie kweken). Wanneer het koppel prachtrosellas elkaar echter niet accepteert zal er na korte tijd (als de eerste schrik weg is) een fel gevecht beginnen, waarbij ingrijpen van de verzorger noodzakelijk is. Word er niet op tijd ingegrepen door één van de vogels weg te halen, dan zal het gevecht eindigen wanneer één van de vogels het leven gelaten heeft.
Om broedkoppels samen te stellen kunnen de vogels het beste in afzonderlijke rennen naast elkaar gehouden worden. Vaak is de onderlinge reactie dan goed zichtbaar (agressief aan het gaas hangen, of gewoon rustig op stok naast elkaar). Wanneer duidelijk is dat een koppel elkaar accepteert kunnen zij dan in één voliére gezet worden. De prachtrosellas zullen dan nog even moeten wennen, maar grote conflicten worden hiermee wel vermeden. Plaats altijd een man bij de pop, en niet andersom. De mannelijke prachtrosella is bijzonder teritoriaal, hij kan een pop die erbij geplaatst word alsnog als indringer van zijn territorium zien en het gevecht aangaan. Wanneer de man bij de pop geplaatst word zal de man zijn territorium opnieuw moeten claimen, waarbij de pop al aanwezig is.
Plaats ook nooit koppels van andere rosella soorten naast elkaar wanneer er geen zichtbelemmerende afscheiding tussen de rennen is. De vogels kunnen dan drukker met elkaar bezig zijn dan met het voortplantingsproces.
Huisvesting
De prachtrosella is een sterke vogel welke prima in het Nederlandse koude klimaat gehouden kan worden. In hun geboorteland Australië zijn er immers ook koude en vochtige nachten. De vogels dienen per koppel in een volière gehouden te worden, deze dient minimaal 3 tot 4 meter lang te zijn, 1 meter breed en circa 2 meter hoog. De vogels hebben vooral de lengte nodig om te vliegen, echter is de breedte van minimaal 1 meter ook belangrijk om voldoende ruimte voor nestgelegenheden en de entree te maken.
Een apart nachtverblijf is voor deze vogels prettig, echter heb ik kwekers gezien die de vogels in afgeschermde rennen hielden zonder echt nachtverblijf. Als nachtverblijf voldoet een ruimte van circa 1m x 1m x 2m (lxbxh). Het nachtverblijf dient vorst en tochtvrij te zijn, waarbij het belangrijk is dat er genoeg licht in binnen komt. U kunt aansluitende rennen maken waarbij er om en om rosella’s en andere parkieten soorten gehouden worden. Het nachtverblijf kan dan aansluitend zijn in een binnen gang waar alle nachtverblijven eenvoudig te betreden zijn voor schoonmaak en voederronde.
Buiten de broedperiode leven de prachtrosellas in kleine groepjes. Echter is het in de avicultuur gebruikelijk om de vogels het gehele jaar per koppel te huisvesten. Daarnaast wil ik nogmaals benadrukken dat de vogels in aangrenzende rennen niet verwant moeten zijn aan de rosella soorten. In het wild leven de diverse rosella soorten “door elkaar” waarbij zij dus ook voor de andere soorten kunnen kiezen als levenspartner. Hieruit ontstaan ook vruchtbare bastaarden welke voor verder nageslacht zorgen, indien dit in de avicultuur “de vogelhobby” gebeurt zal de echte wildkleur prachtrosella langzaam maar zeker verdwijnen in onze mooie hobby.
Voeding voor prachtrosellas
De prachtrosella eet in het wild een zeer gevarieerd menu, in gevangenschap is het daarom belangrijk ook te voldoen in voldoende variatie bij de voeding. Als basis word een goede zadenmengeling voor grote parkieten gebruikt, dit word aangevuld met extra onkruidzaden. Naast deze basis van zaden is het belangrijk voldoende vers fruit en (blad)groente aan te bieden. In de broedperiode dient er ook genoeg dierlijk eiwit beschikbaar te zijn. Dit kan in de vorm van levend voer zoals meelwormen of maden. Ongeveer 2 tot 3 meelwormen/maden per jong per dag is voldoende. Bij een tekort aan deze dierlijke eiwitten zal het snel zichtbaar zijn dat de jongen niet snel genoeg groeien, en uiteindelijk zullen overlijden. Eivoer mag uiteraard nooit ontbreken in het menu, in de broedperiode en de ruiperiode moet dit altijd beschikbaar zijn. In de rustperiode 2 tot 3 maal per week een “dag” portie verstrekken.
Vogelgrit, scherpe maagkiezel voor grote parkieten, en een sepia schild moeten ook altijd beschikbaar zijn voor de prachtrosellas. Deze essentiële mineralen verzekeren een goede gezondheid van de vogels. Ook vers bad en drinkwater mogen nooit ontbreken, ververs dit dagelijks, en in de zomerperiode bij het warme weer bij voorkeur 2 keer per dag. Door het warme weer zullen ziekte kiemen sneller tot ontwikkeling komen, met alle gevolgen van dien.
Prachtrosella kweken
De kweek met prachtrosellas is niet direct voor de beginner weg gelegd. De vogels vereisen specialere zorg om tot goede broedresultaten te komen. Zoals reeds gemeld bij het onderwerp huisvesting is het belangrijk dat de vogels per koppel in een ruime (met name lange) volière gehouden worden, waarbij naastgelegeven voières niet door rosellasoorten gehuisvest worden. In deze volière worden meerdere nestkasten van circa 60 cm hoog, en een bodemoppervlakte van 25cm bij 25cm met een invlieggat van ~7cm. Het vlieggat van de nestkasten word bij voorkeur naar het donkerste deel van de volière gericht. Wanneer de nestkasten op hoogte gemonteerd zijn is het belangrijk een bodem van (vochtig!) turfmolm aan te brengen. In het wild knagen de vogels in rotte boomholtes hun nest uit, hierbij komt het vochtige turfmolm vrij. Wanneer we dit in gevangenschap niet aanbieden zal er geen succesvolle kweek plaatsvinden, de vogels zullen aan alles van de nestkast gaan knagen om zelf een zachte bodem te maken.
Bij voorkeur worden er 2 of 3 nestkasten opgehangen, het koppel kan dan zelf een geschikte nestkast opzoeken voor hun legsel. Wanneer duidelijk is dat het koppel een nestkast gekozen heeft kunnen de andere nestkasten weg gehaald worden. Doe dit wel zonder het eventueel al broedende popje te verstoren.
Wanneer het mannetje paarlustig begint te worden is dit snel duidelijk aan zijn gedrag. De balts zal beginnen waarbij de mannelijke prachtrosella zijn staartveren zal spreiden en deze op en neer zal slaan (het staartschudden). Vriendelijke lokroepen, en de vleugels iets laten hangen zullen duidelijk laten zien dat het mannetje er klaar voor is. Wanneer de broedblokken opgehangen zijn zal het mannetje ook snel deze broedblokken gaan inspecteren. Hij zal veel in en uit de broedblokken gaan tot op een gegeven moment het definitieve broedblok gevoden is. De man zal dan voor lange tijd in het broedblok blijven om het nest in orde te maken. Het popje zal snel achter het mannetje aangaan in het definitieve broedblok waarna de paring plaats zal vinden.
Als de eerste paring heeft plaatsgevonden duurt het nog circa 12 tot 16 dagen voordat het eerste ei gelegd word, in deze periode kunnen er nog meer paringen (of pogingen daartoe) plaatsvinden. De pop zal om de dag in de vroege ochtenduren een eitje leggen. Met 5 tot 6 eieren is het nest compleet. In de periode tussen de paringen en het eerste ei kan de man wat driftig achter het popje aanjagen. Dit is gebruikelijk en zal verder geen fysieke gevolgen moeten opleveren, de pop kan enkele veren kwijtraken maar zal niet aangevallen moeten worden. Word de pop echter wel door de mannelijke prachtrosella aangevallen dan dient de man verwijdert te worden, het koppel is dan dus niet geschikt om mee te kweken.
Wanneer de 5 tot 6 eitjes door het popje gelegd zijn zal zij deze volledig zelfstandig uitbroeden, enkele malen per dag zal zij het nest verlaten om te ontlasten en te eten. Na 20 tot 23 dagen zal het eerste jonge geboren worden. Het is vanaf dat moment ontzettend belangrijk voldoende te voorzien in dierlijke eiwitten, in de vorm van bijvoorbeeld meelwormen, maden of pinkies. Ook eivoer, en eventueel universeelvoer mag niet ontbreken om een gezonde voeding voor de jonge prachtrosellas te garanderen.
De jongen worden in de eerste 10 dagen alleen door de pop gevoerd, waarbij de man om het nest te vinden is. Na 10-11 dagen zal de pop vaker van het nest gaan om zelf extra te eten. Ook de man zal nu beginnen met het voeren van de jongen waardoor de jongen sneller zullen gaan groeien. Na ongeveer 5 weken in het nest verbleven te hebben zullen de jongen prachtrosellas uitvliegen. Ze worden nog enkele weken door beide ouders gevoerd. Nadat de jongen zelfstandig eten dienen zij bij het ouderkoppel weg gehaald te worden, er bestaat anders een kans dat de ouders hun jongen achterna zullen gaan wanneer zij een 2e legsel willen beginnen.
Na ongeveer 1.5 jaar zullen de jonge prachtrosellas volledig op kleur gekomen zijn, het onderscheid tussen man en pop is dan ook goed mogelijk. Over het algemeen zal een koppel prachtrosellas 2 legsels per jaar groot brengen, 3 legsels is mogelijk maar verdient geen voorkeur. In verband met de gezondheid en conditie van de pop dienen de nestkasten nadat het 2e legsel is uitgevlogen verwijderd te worden.
De prachtrosella kan ook erg lang plezier voor zijn eigenaar opleveren, de vogels kunnen makkelijk 30 jaar oud worden, waarbij er broedkoppels bekend zijn die zeker na 30 jaar samen te zijn nog steeds vruchtbare jongen op de wereld zetten.
Mutaties
Bij de prachtrosella zijn mij 4 mutaties bekend naast de wildkleur en bonte kleur.
- Cinnamon
- Lutino
- Opaline
- Pastel
Cinnamon prachtrosella
De cinnamon factor zorgt er voor dat alle originele zwarte veervelden nu tot donkerbruin en bruin uitkleuren. De cinnamon vererft geslachtsgebonden en recessief. Ook de rode lichaamskleur is iets helderder van kleur. Dit komt omdat nu ook de onderdons bevedering bruin van kleur is en dit een helderdere kleur veroorzaakt. Door de cinnamon mutatie zijn de blauw / violette veervelden zachter van kleur dan bij de wildkleur. Bij de cinnamon mutant is algemeen bekend, dat deze gevoelig zijn voor direct zonlicht en hiervan gaan opbleken en vlekkerig van kleur worden. Het rood van de cinnamon is ten gevolge van een zwakkere oxidatie van het zwarte eumelanine iets helderder van kleur geworden dan bij de wildkleur. Men ziet soms dat de vleugelpennen zelfs crème uitkleuren met ineens donkere pennen ertussen. Bij de cinnamon moeten de vleugelpennen donkerbruin van kleur zijn en de schoudervlek diep donkerbruin.
Lutino prachtrosella
De ino mutatie vererf geslachtsgebonden en recessief. Het gevolg is dat op een restje bruin eumelanine na er geen eumelanine in de bevedering wordt afgezet. De ino prachtrosella wordt dan ook een helder rode vogel met een witte keel, wangen en vleugelbochten. Alle veervelden, die normaal zwart gekleurd zijn, zijn bij de ino van een zeer licht beige bruine waas voorzien. De oogkleur is altijd rood en de poten vlees/hoonkleurig. Voor de overige algemene keurtechnische aanwijzingen wordt verwezen naar die van de wildkleur. De helder rode en gele lichaamskleur van de ino prachtrosella is egaal en helder van kleur. Een vlekkerige rode borst of gele buikkleur is dan ook een duidelijke fout in de kleuring. De mantel omzoming is geel – wit van kleur en moet ook scherp en duidelijk aanwezig zijn, welke bovenop de mantel duidelijk egaal helder rood is en naar de vleugels toe wat zachter geel wordt.
Opaline prachtrosella
De opaline mutatie bij de prachtrosella vererft geslachtsgebonden en recessief. Kenmerkend van de opaline mutatie is het toenemen van het psittacine wat bij de prachtrosella vooral is waar te nemen in het rugdek, de stuit en bovenstaartdekveerkleur, die ook rood is geworden door de mutatie. Voor de overige algemene keurtechnische aanwijzingen wordt verwezen naar die van de wildkleur. De opaline prachtrosella is wat helderder rood van kleur en mag niet vlekkerig overkomen. De oorzaak hiervan is gelegen in het feit, dat het onderdons als gevolg van de opaline mutatie niet zwart/grijs van kleur is, maar eiwit. Wanneer een prachtrosella niet goed of volledig in zijn bevedering zit, wordt de eiwitte onderdons bevedering zichtbaar, wat een vlekkerige indruk geeft. Poppen zijn doffer van kleur en tonen vaker groen in de buik/borst veren en op de kop. Bij poppen is dit enigszins toegestaan, maar de egaalste vogel geniet wel de voorkeur. Bij de opaline mutant moet de mantelomzoming helder rood zijn en laat op het rugdek een V-vorm zien met een omzoming in dezelfde kleur dan in het lichaam. De V vorm loopt vanaf de bovenzijde van de schoudervlekken en loopt in een punt uit, ter hoogte van de stuit. De mantelomzoming laat veel verschillende variaties zien, van zwart met rode omzoming, tot zwart met geel, groen en rode omzoming. Wanneer als stam ouders al gebruik gemaakt is van tussenvormen van de Rosella en de prachtrosella krijgen we deze laatste verschijning. Hoewel sommige dit mooi vinden, is besloten om te streven naar een zwart/rode mantelomzoming. De zwarte vleugel- en manteltekening moet diep en egaal zwart zijn, alsmede scherp afgelijnd. Regelmatig zien we dat de omzoming wat dicht gaat vloeien, dit is dan een tekeningsfout.
Pastel prachtrosella
De pastel factor vererft recessief en autosomaal en reduceert alleen het melanine. waarbij het psittacine niet aangetast wordt. Voor de overige algemene keurtechnische aanwijzingen wordt verwezen naar die van de wildkleur.Door de reductie van ongeveer 50% van de eumelanine korrels in de donsbevedering zal de helder rode kleur van de wildkleur bij de pastel veranderen in iets lichtere helder rode kleur. Deze kleurvelden dienen egaal en eenkleurig te zijn. De poot- en nagelkleur, is ook opvallend lichter. De pootkleur is donkervleeskleurig en de nagels duidelijk grijs i.p.v. zwart. De mantel moet rond de grijze kern een gele omzoming tonen. Vooral in de slagpennen zien we dat de reductie een verloop heeft en de toppen vaak donkerder van kleur zijn dan de rest van de pennen. Bij de beoordeling is hier enige coulance toegestaan, maar een duidelijke opbleking dient, al naar gelang de ernst van de fout, bestraft te worden bij tekening.
goedemorgen ik heb een vraag wij hebben twee prachtrosellas groot gebracht met de hand ze zijn nu zes weken en wegen ongeveer 100 gram is dit te zwaar