De cloncurryparkiet (Barnardius barnardi macgillivrayi)
lijkt in eerste instantie heel erg op de barnardparkiet, de nominaatvorm van het geslacht Barnardius. Wanneer er wat beter gekeken word naar de vogel word duidelijk dat er wel degelijk een verschil is tussen de soorten. De kleuren van de cloncurryparkiet zijn veel zachter, en in tegenstelling tot de barnardparkiet heeft de cloncurryparkiet een volledige oranje-gele buik. Ook de bekende rode voorhoofdsband van de barnardparkiet ontbreekt bij de cloncurryparkiet.
Oorsprong van de cloncurryparkiet.
De cloncurryparkiet (Barnardius macgillivrayi) is ontdekt door de bekende ornitholoog Edward Barnard, hier dankt het geslacht barnardius ook zijn naam aan. Hij bestuurdeerde de barnardparkieten, Alexander Skykes Macgillivray ontdekte uiteindelijk de Barnardius macgillivrayi, de cloncurryparkiet.
De cloncurryparkiet werd in 1900 voor het eerst beschreven in de literatuur door Alfred J. North in het boek “Victorian Naturalist”. De soort werd eerst Platycercus macgillivrayi genoemd. Later is dit door A.J. Campbell gecorrigeerd naar Barnardius macgillivrayi. De eerste tekeningen van de cloncurryparkiet werden in 1902 door Mr. H Goodchild gemaakt. Rond 1903 – 1904 was de cloncurryparkiet al een algemene kooivogel geworden. De eerste succesvolle kweek kam in het broedseizoen van 1939/1940 toen Dr. Alan Lendon uit Adelaide (Zuid-Australië) voor het eerst succesvol jongen kweekte in gevangenschap.
Door veel ornithologen wordt de Cloncurry parkiet gezien als een ondersoort van het geslacht Barnardius barnardi. Stan Sindel en James Gill zijn echter in hun boek ‘Australian Broad-tailed Parrots’ van mening dat de Cloncurry parkiet als een aparte soort gezien moet worden. Zij menen dat dit gerechtvaardigd is op basis van de lange periode van isolatie van de soort en het ontbreken van een duidelijke ondersoort tussen het verspreidingsgebied van de Barnardparkiet en de Cloncurry parkiet. Binnen de soort komt weinig variatie voor in kleur. Wel komen soms vogels voor die wat bleker van kleur zijn.
Leefgebied en broedproces in het wild
Cloncurryparkieten leven in het wild hoofdzakelijk in bosachtige en struikgewas rijke gebieden in Australië. De dwergachtige eucalyptus struiken “mallees” die verspreid tussen het stekelige gras en kreupelhout groeien zijn een vaste rustplaats voor deze vogels. Daarnaast leven zij in acaciabossen en langs de oevers van drooggevallen kreken, beekjes en rivieren. Ze trekken rond afhankelijk van het voedselaanbod. Ze leven hoofdzakelijk in paartjes of kleine groepen, vaak zijn de kleine groepen het ouderlijk paar met hun jongen.
Ze vertoeven graag op de grond op zoek naar zaden en allerlei onkruiden. Vanwege de droge omgeving zijn ze vaak genoodzaakt hun voedsel uit bomen en struiken te nuttigen. Dit bestaat vaak uit vruchten, nectar, bladknoppen en diverse soorten insecten inclusief hun larven.
Broedproces in het wild
In het wild broed de cloncurryparkiet hoofdzakelijk in het natte seizoen. Het paringsritueel komt bij de eerste regenval op gang, de planten beginnen dan overvloeding te groeien waardoor er een overvloed aan voedsel beschikbaar komt. Als basis voor het nest gebruiken de cloncurryparkieten holtes in eucalyptusbomen die door termieten gecreëerd zijn. Deze worden verder uitgeknaagd om een mooie nestgelegenheid te maken. De parkieten hebben een redelijk groot teritorium. In het wild liggen de broedgelegenheden van koppels vaak tot wel 300 meter, of zelfs nog meer uit elkaar. Als de nestgelegenheid gekozen is zullen zij dit namelijk zeer aggresief verdedigen tegen soortgenoten en indringers.
Als de nestgelegenheid klaar is om te gaan leggen zal het popje 2 tot 3 witte eieren leggen. Deze worden om de dag gelegd. De eitjes worden alleen door het popje uitgebroed. Na 19 dagen komen de jonge uit en zullen zij verzorgd worden door het popje. Na 35 dagen vliegen de jongen uit, ze worden dan nog ongeveer 3 weken verzorgd door hun ouders. Na deze 3 weken zullen ze zelfstandig de omgeving intrekken.
Geslachtsonderscheid bij de cloncurryparkiet.
De man: Mannenlijke cloncurryparkieten hebben een lichtgroen gekleurde nek, voorhoofd en achterschedel. Vanaf de wangen naar beneden doorlopen tot aan de kin en keel is er een lichtblauwe bevedering, de bovenste vleugeldekveren hebben een lichtgroene kleur die geleidelijk overgaat in olijfgeel. De vleugelranden zijn hemelsblauw van kleur waarbij de grote vleugelveren zwart met groene buitenste tekening zijn. De borst is bevederd met een zachte olijfgroene kleur wat langzaam overgaat naar geel op de buik. De vogel is ongeveer 33cm groot
De pop: Bij het popje zijn de kleuren over het algemeen wat valer/grijzer van kleur. Het vleugeldek is grijsgroen tengenover de lichtgroene kleur bij de man. Ook zijn poppen vaak iets kleiner dan de mannen. Toch blijft de kop en snavel één van de duilijkste manieren om de geslachten uit elkaar te houden. De kop en snavel van de man zijn beduidend groter/forser gebouwd. Dit is goed te zien wanneer ze met de kop naar elkaar gehouden worden.
Het houden van cloncurryparkieten.
Het houden van cloncurryparkieten is niet moelijk. De vogels kunnen goed tegen het Nederlandse klimaat en zijn winterhard. Het is belangrijk dat de vogels altijd beschikking hebben over een droog, toch en vorstvrij nachthok. Hier kunnen ze zich terugtrekken om te schuilen tegen de elementen. De volière of “ren” dient minimaal 3 tot 4 meter lang te zijn met een breedte van minimaal 1 meter. De vogels vliegen graag dus lenge is belangrijker dan breedte. Het is belangrijk de vogels per koppel in een ren te houden, zoals gemeld zullen zij hun teritorium verdedigen tegen soortgenoten. Om deze reden is het verstandig dubbel gaas (gaas op bijde kanten van de balken) te monteren wanneer u de volière gaat bouwen.
Het kweken van cloncurryparkieten
Bij het kweken van cloncurryparkieten is het belangrijk dat u een juist nestblok verstrekt. Afmetingen van 60cm hoog bij een bodemoppervlakte van 25x25cm, met een invlieggat van 7 tot 8cm is een goede maat. Het is verstandig om meerdere van deze nestblokken in de ren op te hangen. De parkieten kunnen dan zelf een voor hun geschikte locatie opzoeken om het nest te maken.
Als nestmateriaal kunt u vermolmd hout, houtspaanders en zaagsel (Vermengd met wat potgrond) in de nestkast brengen. Door dit zachte materiaal zullen de eitjes stevig blijven liggen en hebben de jongen ook goed grip om hun kopje op te heven om het voedsel aan te nemen. De nestkasten kunt u ophangen wanneer de temperatuur ongeveer 10°C of hoger is. Door de temperatuur zullen de vogels ook al in broedconditie komen wat goed te merken is aan het geroep van de man. Vaak is dit medio maart – begin april. De vogels zullen vaak direct de nestkasten gaan bekijken en eventueel binnentreden. Binnen een uur of 2 zijn alle eventuele nestkasten geïnspecteerd en zal een keuze gemaakt worden waar het nest gaat komen.
De kweek met cloncurryparkieten is vaak makkelijker dan met de barnardparkieten omdat cloncurryparkieten makkelijk een nieuwe partner accepteren om mee te kweken. De beste resultaten krijgt u met broedstellen die al minimaal 2 jaar oud zijn.
Wanneer de definitieve keuze voor een nestkast gemaakt is zal het popje hier om de dag een eitje leggen. Totaal worden er 4 tot 5 eitjes gelegd. Deze worden door haar uitgebroed. De man komt regelmatig in het broedblok om de pop te voeden, maar zal de eitjes niet bebroeden. Na 20 tot 21 dagen zal het eerste jonge uitkomen. Als ze uitkomen hebben ze al wat lichtgrijs dons. De eerste week worden zij alleen door de pop gevoerd die amper van het nest komt. Na de eerste week zal de man ook helpen met het voeren van de jongen. Na de eerste week beginnen de eerste veer stoppels ook al zichtbaar te worden. Na 10 dagen zijn de staart en vleugelpennen zichtbaar en na 15 dagen zijn deze al ongeveer één centimeter lang. Na 3 weken zitten ze al voor ongeveer 70-80% in de veren. En na circa 1 maand zullen ze volledig in de veren zitten. Het duurt dan ook niet lang meer voor ze uitvliegen.
Als de jongen zijn uitgevlogen worden ze nog circa 3 weken door de ouders gevoerd. De jongen kunnen bij de ouders blijven gezien het verstandig is ze niet meer dan 1 legsel per jaar groot te laten brengen. Bij een volgend broedseizoen moeten de jongen wel bij de ouders weg gehaald worden omdat ze dan agressief kunnen worden naar elkaar. Bij een goed broedkoppel kun je jarenlang plezier beleven aan deze soort. Er zijn broedkoppels bekend die al 25 jaar jongen groot brengen.
Voeding voor de cloncurryparkiet
Cloncurryparkieten eten in het wild hoofdzakelijk zaden en vruchten. De basis voor het voedermengsel dient daarom ook te bestaan uit een goede zadenmengeling voor grote parkieten. Dit word aangevuld met een dagelijkse portie vers kiemzaad. Ook mag een eivoer niet ontbreken. De verhouding voor kiemzaad/eivoer en zadenmengelins is ongeveer 1 op 1. Het is het beste om dit gemengd te verstrekken zodat de vogels alles opnemen en niet alleen de lekkere zaden eruit pikken.
Naast dit voeder mag uiteraard grit, sepia en scherpe maagkiezel nooit ontbreken. Ook regelmatig een stukje fruit of groenvoer word erg op prijs gesteld. Verse (Onbespoten!!!) onkruidzaden en onkruiden worden ook gewaardeerd. Je kunt aan deze vogels enorm veel plezier beleven, maar dat begint allemaal met een goede voeding!
Geef een reactie