De binsenastrilde (Neochmia ruficauda) is een opvallend klein vogeltje met zijn zilverwit gespikkelde buik, en oranje tot rode kop een mooie volière vogel. Maar waar komt deze vogel vandaan? Wat eet hij, en hoe zie je wat een man of pop is?
Binsenastrildes in het wild
Om bij het begin te beginnen, de binsenastrilde leeft hoofdzakelijk in noord, oost en west Australië. De binsenastrilde kent 3 ondersoorten;
- Neochmia ruficauda subclarescens Komt hoofdzakelijk voor in het noordelijk/noordwestelijk deel van Australië
- Neochmia ruficauda clarescens Komt hoofdzakelijk voor in noordoostelijk Australië. Gele buik, word door kwekers veel gehouden
- Neochmia ruficauda ruficauda Komt hoofdzakelijk voor in oostelijk Australiè
De binsenastrilde is met een grootte van 11 tot 12 centimeter vergelijkbaar met een zebravink.
Geslachtsonderscheid
De mannetjes hebben een veel groter, en vaak dieper gekleurd masker (zie foto). Dit geld ook voor de geel-masker Binsenastrilde. Daarnaast is de buik ook donkerder van kleur bij de mannetjes.
Binsenastrildes voeding
Binsenastrildes eten een goede mengeling voor tropische vinken zoals in de handel verkrijgbaar. Daarnaast kunt u dit mengsel aanvullen met onkruidzaden. Naast de zaden eten binsenastrildes graag groenvoer zoals fruit of onkruid. Dit kunt u ook realiseren door bijvoorbeeld planten in de volière zetten.
Zoals bij alle vogels dient u de binsenastrilde altijd grit, sepia en maagkiezel beschikbaar te stellen. In de rustperiode geeft u ook 2-3 keer per week een portie eivoer. In de kweek en rui periode dagelijks eivoer verstrekken. Vers (bad)water mag uiteraard nooit ontbreken. Levend voer word ook op prijs gesteld, maar verstrek dit met mate. Bijvoorbeeld (geknipte) buffalowormen of pinkys.
Binsenastrilden in de volière
Binsenastrildes hebben een erg verdragend sociaal karakter. Ze kunnen daardoor prima in de (gezelschap) volière gehouden worden. In de volière zullen zij andere vogels met rust laten en gewoon hun eigen gang gaan. In de kweekperiode zullen ze wel het nest beschermen, maar elke vogel zal dit doen. U kunt de vogel uiteraard ook in een (kanarie)kooi of kamervolière houden. Ook het kweken in broedkooien behoort tot de mogelijkheden. Een minimale maat van 40x60x40cm raad ik aan, zeker niet kleiner dan 40x40x40cm (LxBxH). Omdat binsenastrildes altijd actief zijn is het een mooie verschijning in de volière. Ze zullen uw volière helemaal tot leven laten komen.
In de volière dienen de binsenastrildes een nachthok te hebben waar zij zich terug kunnen trekken. Dit nachthok dient vorst, tocht en watervrij te zijn. Alhoewel de vogel een tere indruk maakt zijn ze goed winterhard. Let er alleen bij vorst op dat uw nachthok vorstvrij blijft (bijvoorbeeld door een kleine verwarming) Zo kunnen de vogels de winter goed doorkomen.
Binsenastrildes kweken
Het kweken van binsenastrildes gaat zoals bij veel vinken het beste in zogenaamde kweekkooien. Hier kunt u selecteren welke man met welke pop paart. Maar in de volière kweken binsenastrildes ook met goede resultaten. Zorg dat u in de volière genoeg nestgelegenheden ophangt. De binsenastrildes maken hun nestje dan in deze halfopen nestkastjes. Ook vrije nestjes bijvoorbeeld in een struik worden soms gebouwd. Controleer dan even of het nest stabiel genoeg is, en verwijder het anders. Het kan een teken zijn dat de nestkastjes niet gewaardeerd worden.
Als u wilt kweken met binsenastrildes is het belangrijk vogels te nemen die minimaal een jaar oud zijn, liever nog wat ouder. Te jonge vogels zijn nog niet volledig geestelijk voorbereid op de kweek en kunnen daardoor hun nest vroegtijdig verlaten. Er worden eitjes gelegd, en hier word eventueel een paar dagen op gebroed maar daarna verlaten de ouders het nest. Dit komt het vaakst voor bij (te) jonge vogels.
Als het nest gebouwd is zal het popje 4 tot 6 eitjes leggen. Deze worden door beide geslachten bebroed tot uiteindelijk na 12 tot 13 dagen de eitjes uitkomen. De uitgekomen jongen worden door beide ouders gevoerd. Na 3 weken vliegen de jongen uit. Ze worden daarna nog 2 tot 3 weken gevoerd door de ouders alvorens ze zelfstandig zullen gaan eten. Na een half jaar begint de kleur van de jonge binsenastrildes al goed door te komen. Maar op een leeftijd van een jaar zijn ze pas echt op hun volwassen kleur.
Een goed paartje binsenastrildes kan 2 tot 3 legsels per jaar groot brengen. Zorg ervoor dat het niet meer dan 3 legsels per jaar worden omdat de pop dan uitgeput kan raken, en te weinig tijd heeft weer in conditie te komen voor het volgende kweek seizoen. Als de jongen er zijn dient u dagelijks ook een kleine hoeveelheid fruitvliegjes of bladluis beschikbaar te stellen naast het eivoer. De binsenastrildes voeren dit namelijk aan hun jongen.
Binsenastrilde mutaties
Bij de binsenastrilde zijn meerdere mutaties bekend. De belangrijkste zijn de geelmasker binsenastrilde. (ook bekend als geelsnavel binsenastrilde). Deze mutatie heeft in tegenstelling tot de wildkleur een oranje tot geel masker, en een oranje-gele snavel. Het geslachtsonderscheid berust nog steeds op de grootte van het masker, en de kleur van de buik. Er zijn ook bonte en gele binsenastrildes. Als laatste is de pastel binsenastrilde inmiddels ook goed ingeburgerd.
Geef een reactie